We rijden door het Hogeland, via weggetjes die zich tussen de dijken doorslingeren, coupure na coupure, als we in de verte de papavers zien staan. Het lijkt net een veld tulpen, maar daar is het nu niet de tijd meer voor.
'Het is blauwmaanzaad', roept de dame op de fiets die langskomt.
Aan de overkant van het veld staat een boerderij. Even later komt er een man op leeftijd naar ons toe. Hij woont in het huisje naast de boerderij. Hij legt uit dat er zand in de klei zit, waardoor er wat 'gaten' in het bloemenveld zitten. Eigenlijk was het voor het land ook goed geweest als er een Elfstedentocht was geweest. Vorst in de grond.
Toch staat het veld er prachtig bij. Bloemen zover het oog reikt.
En wij, stedelingen, genieten er volop van.
En wij, stedelingen, genieten er volop van.